De oorsprong van de Spaanse taal

Gepubliceerd op 14 november 2023 om 09:02

De geschiedenis van de Spaanse taal


Spaans of Castiliaans is een Romaanse taal en, qua moedertaalsprekers, na het Mandarijn de meest gesproken taal ter wereld. Voor ongeveer 450 miljoen mensen is Spaans de moedertaal, terwijl nog eens 75 miljoen Spaans als tweede taal spreken.

 

De historische oorsprong van de taal ligt in Spanje, maar de meeste moedertaalsprekers zijn in Latijns-Amerika te vinden. In Spanje zelf worden naast de regionale varianten van het Spaans ook nog andere Romaanse talen gesproken: GalicischCatalaansAstur-LeoneesAragonees en Aranees. Het Baskisch, dat wordt gesproken in een klein deel van noordelijk Spanje, is geen Romaanse en zelfs geen Indo-Europese taal.

De geschiedenis van de Spaanse taal

Er bestaan in het Spaans zelf twee namen voor de taal die elkaars synoniemen zijn: español, Spaans, en castellano, Castiliaans. De tweede naam gaat terug op het feit dat het Spaans gedurende de middeleeuwen de taal was van het koninkrijk Castilië. Tegenwoordig wordt Español het meest gezegd, in de eerste plaats in Latijns-Amerika, maar ook in Spanje. Español heeft volgens officiële instanties ook de voorkeur. In het grootste gedeelte van Zuid-Amerika en de delen van Spanje waar ook een andere taal wordt gesproken is de term Castellano gebruikelijker.

 

Volgens de Real Academia Española heeft castellano de voorkeur als het gaat over de taal van het middeleeuwse koninkrijk Castilië of over het dialect van het huidige Castilië. Het woord wordt verder gebruikt ter benaming van de nationale taal van Spanje in verhouding tot de talen die in hun respectieve regio's naast het Spaans een officiële status hebben. In de praktijk gaat het hierbij om Catalonië, Valencia  en de Balearen, waar het Catalaans wordt gesproken of varianten, het Baskenland waar  Baskisch wordt gesproken, en Galicië waar Galicisch wordt gesproken. De Spaanse grondwet van 1978 duidt de taal aan met castellano en niet met español. De taal wordt in het Nederlands zeer algemeen met Spaans aangeduid.



Geschiedenis

Het Spaans stamt af van het vulgair Latijn, de taal van de Romeinen, die het Iberische schiereiland gedurende 700 jaar bestuurden. Onder invloed van het KeltiberischBaskischVisigotisch en later ook het Arabisch heeft de taal zich uit het Latijn ontwikkeld. Opvallende verschillen zijn het wegvallen van de Latijnse naamvallen, het verzachten van medeklinkers (vita werd vida) en het diftongeren van korte beklemtoonde klinkers (terra werd tierra, ponte werd puente).

 

Er zijn ongeveer 4000 woorden afkomstig uit het Arabisch. Een voorbeeld is ojalá voor 'hopelijk', dat afkomstig is van “law šá lláh” (لو شاء الله), een variant op inshallah.

Politieke verbrokkeling op het Iberisch Schiereiland na de val van het Romeinse rijk, en de absorptie van het Latijn door verschillende substraattalen, leidden tot het ontstaan van verschillende verwante talen. De Arabische verovering van het Iberisch Schiereiland begon met de overwinning bij Jerez de la Frontera in 711; zeven jaar later was ze voltooid, op een noordelijke strook na die altijd christelijk bleef. In het zuiden ontwikkelde zich onder Arabische invloed het aan de Spaanse talen verwante Mozarabisch.

 

Er volgde een periode van 8 eeuwen geleidelijke reconquista, waarbij de christelijke heersers uit het noorden hun macht zuidwaarts uitbreidden in drie evenwijdige stroken tot ten slotte in 1492 ook de laatste Moorse bezittingen in Andalusië verloren gingen. De driedeling met grenzen die ruwweg van noord naar zuid lopen, is nog steeds terug te vinden in het taalgebruik in de 21ste eeuw. De westelijke strook omvat de met elkaar verwante moderne talen Galicisch en Portugees; de oostelijke strook groeide uit de Spaanse Mark van het Frankische Rijk en spreekt Catalaans, een taal verwant met het Occitaans; en de middelste brede strook omvat de Spaanse talen en dialecten die het nauwst bij het Castiliaans aanleunen, te beginnen bij het oorspronkelijke Asturisch en Leonees.

 

De eerste teksten in het Spaans dateren uit de 9e eeuw.

Twee onschatbare bronnen voor de geschiedenis van het Spaans zijn de Glosas Emilianenses en Glosas Silenses uit de tweede helft van de 10de eeuw, genoemd naar de kloosters waar de manuscripten zijn geproduceerd: in respectievelijk San Millán de la Cogolla en Santo Domingo de Silos. Het zijn oorspronkelijk gebundelde Latijnse religieuze teksten, waaraan in de marge een groot aantal Navarrese vertalingen zijn toegevoegd. Ze bieden niet alleen een momentopname van de klankverschuivingen tussen het Latijn en het recentere Spaans, maar geven ook aan welke Latijnse woorden en uitdrukkingen al zo ver geëvolueerd waren, dat een Navarrese moedertaalspreker ze niet zonder hulp kon begrijpen. De glosas bestaan uit afzonderlijke woorden of korte woordgroepen, met uitzondering van één passage in een preek van Sint-Augustinus in de Emilianenses, die beschouwt wordt als het oudste Spaanse proza:

 

Cono ajutorio de nuestro dueno, dueno Christo, dueno Salbatore, qual dueno get ena honore, e qual duenno tienet ela mandatjone cono Patre, cono Spiritu Sancto, enos sieculos de los sieculos. Faca nos Deus omnipotes tal serbitjo fere ke denante ela sua face gaudioso segamus. Amem.

"Met de hulp van onze Heer, de Heer Christus, de Heer Verlosser, welke Heer geëerd is en welke Heer de macht bezit met de Vader en de Heilige Geest, in de eeuwen der eeuwen. Moge de almachtige God ons zulk danige diensten doen verlenen dat wij voor Zijn aangezicht vreugdevol mogen zijn. Amen."

 

Een van de oudste lange Spaanse teksten, en een basisgedicht van de Spaanse literatuur, is het anonieme epos Cantar de mio Cid. Het verhaalt de daden van de krijger Rodrigo (Ruy) Díaz de Bivar, bijgenaamd de Cid. De Cid was een historische figuur die stierf in 1099 en die al gauw het voorwerp werd van legenden, populair tot in de 21ste eeuw. Het gedicht, opgesteld in het Castiliaanse dialect, is nagenoeg compleet overgeleverd en dateert uit de tweede helft van de 12de of de eerste helft van de 13de eeuw.

 

Het eerste woordenboek werd geschreven in 1492, het jaar waarin Christoffel Columbus Amerika ontdekte, wat het begin van de verspreiding van het Spaans als wereldtaal betekende. (De landen die tegenwoordig Spaanstalig zijn, worden gemeenschappelijk de Hispanidad genoemd.) Sedertdien hebben de uitspraak en de woordenschat zich in de oude en de nieuwe wereld verschillend ontwikkeld. In hetzelfde jaar werden ook nog eens de Joden uit Spanje verdreven, zodat het Joodse Spaans, beter bekend als Ladino, zich tot een derde variant ontwikkelde.

 

In de zeventiende eeuw onderging de taal in Spanje een aantal klankverschuivingen die grotendeels aan het Latijns-Amerikaanse Spaans en het Ladino voorbij zijn gegaan. Als gevolg van deze ontwikkeling staat het huidige Spaans van Hispano-Amerika dichter bij het Spaans in Europa van 1492 dan bij dat van nu.

Koning Filips V, de eerste Bourbon op de Spaanse troon, stichtte in 1713 naar Frans voorbeeld de Real Academia Española (Koninklijke Spaanse Academie), die binnen Spanje de eenheid van taal bevorderde. In de daaropvolgende 200 jaar ontstonden gelijkaardige instellingen in de meeste spaanstalige landen van Zuid-Amerika.

 

Vanaf 1714 verbood de koning het gebruik van andere talen. Opeenvolgende despoten hebben deze andere talen in verschillende periodes min of meer actief vervolgd, waardoor ze gaandeweg aan sprekers verloren. De laatste in die rij was de dictator Francisco Franco (zelf overigens een Galiciër), die hele anderstalige bibliotheken liet verbranden en de Guardia Civil boetes liet uitschrijven voor iedereen die een andere taal dan Spaans sprak. Sinds het herstel van de democratie in 1975 hebben de andere talen in Spanje opnieuw een officieel grondwettelijk statuut gekregen en is deze talen duidelijk nieuw leven ingeblazen.

 

De huidige standaardtaal is grotendeels gebaseerd op het dialect uit de omgeving van Toledo.

Het Spaans behoort binnen de Romaanse taalfamilie tot de Ibero-Romaanse tak, waartoe bijvoorbeeld ook het PortugeesAsturischGalicisch en Ladino behoren. Deze talen worden van oudsher op het Iberisch Schiereiland gesproken en zijn onderling zo verwant dat een spreker van een van deze talen de andere talen vrij goed kan verstaan. Het Portugees en het Spaans lijken wat betreft grammatica en woordenschat sterk op elkaar. Er wordt geschat dat deze twee talen voor 89% dezelfde woordenschat hebben.

 

Varianten

In paars, de belangrijkste variaties en dialecten van het Castiliaans / Spaans in Spanje. In andere kleuren, de omvang van de andere talen van Spanje in de tweetalige gebieden.

Het Spaans kent zowel in Spanje zelf als in Latijns-Amerika verschillende varianten die soms aanzienlijk van elkaar verschillen.


Baja Bikes banner algemeen 300x250

In Spanje zelf valt de noord-zuidverdeling op. Het Spaans uit Noord-Spanje wordt over het algemeen als het zuiverste beschouwd. Noord-Spanje is het enige gebied waar het verschil in uitspraak tussen de y en de ll gehandhaafd wordt, hoewel het ook daar aan het verdwijnen is.

 

De accentverschillen tussen de verschillende regio's zijn opvallend en maken het makkelijk iemands herkomst te herkennen. Het Andalusische accent kenmerkt zich doordat de z (en de c, indien gevolgd door e of i) en de s beide als s uitgesproken (seseo) uitgesproken worden. Een ander typisch kenmerk voor het zuidelijke accent is het aspireren van de z of de s aan het eind van een lettergreep (España wordt vaak uitgesproken als Ehpaña) en het niet uitspreken van de slot-s van woorden.

 

Het Spaans van Latijns-Amerika verschilt qua woordenschat, uitspraak en grammatica van dat van Spanje. Het Latijns-Amerikaanse Spaans is veelal yeísta, dat wil zeggen dat er geen verschil in uitspraak is tussen y en ll. In het grootste deel van Latijns-Amerika worden beide als y (Nederlands: j) uitgesproken, terwijl ze in het Rioplatensisch-Spaans van Argentinië en Uruguay als sj worden uitgesproken. Llamar (roepen) wordt in Argentinië en Uruguay als sjamar en in de rest van Latijns-Amerika als jamar. Evenmin als in Andalusië bestaat er in Latijns-Amerika verschil tussen de s en de z. Hierdoor menen sommige linguïsten dat het Spaans van Latijns-Amerika sterk is beïnvloed is door het Spaans van Andalusië. Het is echter waarschijnlijker dat deze verandering zich autonoom heeft voorgedaan: nadat Latijns-Amerika was veroverd door de Spanjaarden hebben generaties Indianen het Spaans als vreemde taal aangeleerd, waarbij het verschil tussen ll en y en tussen s en c, vervallen is.

 

In het Spaanstalig Caribisch gebied en de Canarische Eilanden is de wederzijdse beïnvloeding door massale emigratie en remigratie in de 20e eeuw door Canariërs duidelijk merkbaar. Het zuidelijke accent en de zuidelijke woordenschat hebben een enorme impact gehad op het Caraïbisch-Spaans dat daardoor sterke gelijkenis vertoont met het Canarisch-Spaans. Verder wordt in Andalusië, op de Canarische Eilanden en in Latijns-Amerika het woord vosotros (jullie) met bijbehorende vormen nooit gebruikt. Hiervoor gebruikt men ustedes, dat daarnaast ook als meervoudsvorm van 'u' dienstdoet. In Spanje heeft ustedes uitsluitend deze formele betekenis.

 

Ook binnen Latijns-Amerika bestaan er veel varianten doordat de verschillende substraattalen de woordenschat beïnvloed hebben. Het Mexicaans-Spaans heeft bijvoorbeeld veel woorden uit het Nahuatl opgenomen, en het Andes-Spaans uit het Quechua. Ook verschillende groepen immigranten hebben hun bijdrage geleverd; de opvallende uitspraak van de ll en y in Argentinië en Uruguay wordt wel toegeschreven aan de grote hoeveelheid ingeweken Italianen. In het Rioplatensisch-Spaans en in het Centraal-Amerikaans Spaans, dat in de republieken van Centraal-Amerika en het zuiden van Mexico wordt gesproken, gebruikt men voor de tweede persoon enkelvoud vos in plaats van tú (dit verschijnsel wordt voseo genoemd). In andere delen van de Spaanstalige wereld wordt deze vorm als archaïsch ervaren, vergelijkbaar met het gebruik van 'gij' in het Nederlands. Verder wordt er in de gehele grensstreek met Brazilië het Portuñol gesproken, een combinatie van Spaans en Portugees met veel varianten.

 

Gabriel García Márquez heeft eens verklaard dat het Colombiaans-Spaans de helderste uitspraak heeft, hoewel anderen weer beweren dat het Mexicaans-Spaans helderder is. Het Caraïbisch-Spaans geldt als de slechtst verstaanbare variant, omdat de sprekers hiervan veel medeklinkers inslikken. Over het algemeen is het Latijns-Amerikaanse Spaans conservatiever dan dat van Spanje; dat geldt met name voor de vormen die in de binnenlanden worden gesproken.

 

De taal heeft in Equatoriaal-Guinea en andere voormalige Spaanse koloniën in Afrika vergelijkbare veranderingen ondergaan als in Latijns-Amerika, maar bezit onder invloed van het Frans en de Afrikaanse talen ook weer heel eigen kenmerken.

 

Uitspraak en spelling

Ook vreemde woorden worden veelal fonetisch geschreven, chauffeur wordt chófer

De uitspraak en spelling zijn, in vergelijking met die van veel andere talen, vrij eenvoudig. De spelling is vrijwel fonetisch: er is voor het grootste deel een een-op-eenrelatie tussen het schrift en de uitspraak.

Wie de basisregels van de spelling en uitspraak leert, kan na enige oefening iedere tekst probleemloos uitspreken. Wel zijn er natuurlijk verschillende dialecten en streektalen met een eigen uitspraak.

 

Bron: Wikipedia


Baja Bikes banner algemeen 300x250